Over het museum

Rond de molen wordt de situatie van het malen van meel zo rond de jaren 20/30 van de vorige eeuw tentoongesteld. In die periode gingen de molenaars over van het malen op de wind naar het malen met behulp van een dieselmotor.

Ook kwamen er steeds meer elektrische hulpmiddelen bij zoals een jacobsladder om het graan naar boven te transporteren of een elektrische buil om het gemalen meel te zeven.

Alles over de historie

Herkomst molen “De Hoop”

Na jaren van onzekerheid is er eindelijk duidelijkheid gekomen over de historie van deze molen. Door bepaalde kenmerken van de molen, was het altijd al twijfelachtig of de molen wel van Zaanse afkomst was. Kenmerken zoals:

  • De brede achterkap van de molen;
  • De kap heeft behalve de gebruikelijke baard onder de as ook een achterbaard onder de korte spruit;
  • De staart heeft een galghout en een dwarsbalk over de staartbalk en korte schoren.

Dit zijn kenmerken die getuigen van een andere (Zuid-Hollandse) herkomst en niet van de Zaanstreek. Door naarstig speurwerk van dhr. Bakker, redacteur van het blad ‘Molenwereld’, ontdekte die dat de molen oorspronkelijk is gebouwd als een volmolen in het toenmalige Soeterwoude onder de rook van de stad Leiden. Het bouwjaar is niet exact bekend, maar in het jaar 1631 komt de molen als volmolen de Haan voor op een kaart van Pieter van Bilderbeek.

Lakenindustrie

In de gouden eeuw (1600-1700) was er in Leiden een levendige lakenindustrie. Veel schapenwol met name van het Marino schaap uit Spanje werd hiervoor verwerkt en geweven. Na het weven kreeg het weefsel vaak een nabehandeling. Bedoeling van de nabehandeling was de weefselstructuur dichter en vaster te maken. Door deze behandeling vervilte het weefsel, waardoor de kwaliteit sterk verbeterde. Dit proces werd ‘vollen’ genoemd en was sinds jaar en dag een handmatige bezigheid dat door honderden arbeiders werd uitgevoerd. Het gebeurde in kuipen waarin arbeiders met menselijke urine, reuzel en warmwater het weefsel bewerkten. Een bijzonder smerig en zwaar werk waarbij het weefsel dagenlang werd het gekneed en gestampt om het vervilten te bewerkstelligen. Na het verviltingsproces werd het weefsel gewassen en te drogen gehangen.

In deze tijd dus zo begin 1600 is deze molen gebouwd als volmolen. De naam van de molen was toen ‘De Stadt Leyden’. Door de windkracht kon het ‘vollen’ worden gemechaniseerd en het stamp en kneedwerk werd overgenomen door de molen. Dit spaarde per molen zo ongeveer 100 arbeiders uit. Er werden dan ook zo’n 25 van deze molens gebouwd rond Leiden. Vaak in opdracht van het stadsbestuur maar altijd buiten de stadsgrenzen. Dit zal te maken hebben gehad met stankoverlast die deze werkzaamheden met zich mee brachten, de molens moesten een goede windvang hebben en gebruikten voor het ‘vollen’ veel water. Nabij de molen stond een schuur, die vermoedelijk niet veel afweek van de droogschuur van een papiermolen. Bekend is dat de stad Leiden de molen op 25 juli 1663 verkoopt aan de ‘Lakenvolders’ Jan Paret en Jan Cors. Na verschillende tussentijdse verkopen en verervingen komt op 8 augustus 1782 de molen in handen Arnoldus Theodorus Zoodaar voor de som van 7000 gulden.

Zaagmolen

Een volmolen ombouwen tot zaagmolen is geen sinecure. Probleem is dat vier van de achtkantstijlen hinderlijk in de weg komen te staan op de zaagvloer. Na een grondige verbouw van de molen wordt dit opgelost door een vierkante onderbouw onder de molen te plaatsen. Ook word een zwaarder luiwerk aangebracht en komt er een krukas voor de aandrijving van een zaagraam. Nadat de molen was omgebouwd tot zaagmolen kreeg hij ook een nieuwe naam. Vanaf toen heette de molen ‘De Haan’. De molen kreeg ook een uit eikenhout gesneden baard in rococostijl met in het midden een kraaiende haan.

Even ter zijde het houtzagen

In 1594 werd door Cornelis Corneliszoon van Uitgeest de krukas uitgevonden, hierdoor werd van een rondgaande beweging van de molen een op en neergaande beweging gemaakt, waardoor men met behulp van een zaagraam grote bomen kon verzagen. Daarvoor werd dat met de hand gedaan. De houtzaagmolen maakte het mogelijk om op grote schaal houten schepen en andere bouwwerken te maken.

Verkoop molen
Op 16 september 1800 overlijd Zodaar en wordt de molen verkocht. Ook hier volgen een drietal tussentijdse verkopen totdat de molen word verkocht op 11 April 1828 aan Jacob Mannekus. De uit Maassluis afkomstige Mannekus is in 1822 getrouwd met Aletta Krook en uit dit huwelijk worden 13 kinderen geboren. Willem geboren op 21 mei 1826 en zijn jongere broer Adriaan Jacob geboren op 5 januari 1841 zullen het houtzaagbedrijf voortzetten.

Het einde als zaagmolen
In 1864 nemen beide broers het bedrijf over en richten ter vervangen van de molen een stoomzagerij op. Dit is het einde van de door de wind aangedreven molen ‘De Haan’ en de molen komt in de verkoop.De onderbouw word op 15 december 1865 tijdens een publieke verkoping aangeboden in de Leidse Courant. Over de verkoop van de molen, die hoogstwaarschijnlijk begin 1865 is gesloopt was (nog) niets bekend.

De baard van de molen bleef bij de houtzagerij achter. Toen in 1986 uiteindelijk alle loodsen van de houtzagerij werden gesloopt, heeft dhr. Timmerman de baard kunnen redden. Toen de oorsprong van de molen in het blad ‘Molenwereld’ werd beschreven is er contact ontstaan tussen de familie Timmerman en het stichtingsbestuur van de molen. Dit heeft er toe geleid dat in 2021 de baard weer met de molen is verenigd en deze nu op een mooie plek in de molen te bezichtigen is.

Molenbaard De Haan

Verantwoording

De eerder genoemde kenmerken, controle van de maatvoering en het tijdsbeeld zijn leidend geweest in het identificeren van de molen de ‘De Hoop’. Met grote mate van zekerheid is aangetoond dat de molen ‘De Hoop’ zijn leven is begonnen als volmolen ‘De Stadt Leyden’.

Zie hier voor het volledige artikel van dhr. Bakker over de oorsprong van molen ‘de Hoop’ in ‘Molenwereld’  en hier voor een later artikel van dhr. Timmerman in ‘Molenpost’.

Herbouwd 1865

Zeker is dat de molen in 1865 in ’t Zand is herbouwd en is ingericht als korenmolen voor het malen van graan voor de boeren, bakkers en particulieren. Na de herbouw in 1865 heeft de molen tien verschillende eigenaren gehad.

Een zekere heer Wilms, molenmaker van beroep, kocht de molen in 1865 en bouwde hem op met daarbij een schuur en een nieuw woonhuis. In 1866 verkoopt Wilms de molen, huis en schuur aan Gerrit de Vries. Gerrit houdt het niet lang uit en verkoopt de molen op 21 december 1868 voor 5700 gulden aan Jan Spaans jr. de burgemeester van Barsingerhorn. Spaans verhuurde de molen maar verkocht hem 14 april 1874 aan Adrianus Cornelis van Eck wellicht ook als voormalig huurder. Van Eck kon het niet bolwerken en ging failliet en op 23 september 1879 volgde een veiling en de molen werd gekocht door Teunis Boekel en Hildebrand Jonker voor 8192 gulden. Zij wilden echter weer snel van de molen af en verkochten hem op 29 mei 1880 voor 8000 gulden aan Pieter Jonker uit de Zijpe, meelmolenaar van beroep. Maar ook Pieter Jonker kon het niet bolwerken en op 20 maart 1895 werd de molen geveild en Jan Stam kocht de molen met opstallen voor 4071 gulden.

Jan Stam hield het na het overlijden van zijn vrouw voor gezien en verkocht in 1901 molen ‘de Hoop’ voor 7000 gulden aan Arie Willem van Stralen uit Schagen. Stam was dus de eerste die bij verkoop aan de molen verdiende. Maar ook met van Stralen ging het niet goed en de molen werd op 19 maart 1906 wederom geveild voor 5261 gulden met als eigenaar Johannes van Rijswijk korenmolenaar uit Noord-Scharwoude.

Van Rijswijk houdt het in 1908 voor gezien en verkoopt de molen voor 3750 gulden aan Pieter Jonker, handelaar in voedermiddelen in ’t Zand. Op 1 mei 1913 verkoopt Jonker, de laatste van 10 eigenaren, de molen met opstallen aan Arie Zeeman Jacobsz voor 5000 gulden die zodoende in 1 dag van boer molenaar werd.

De geschiedenis van de molen is voor zijn eigenaren in de eerste helft van zijn bestaan in ’t Zand eigenlijk een aaneenschakeling van treurspelen geweest door welke oorzaak dan ook.

Familie Zeeman

Arie Zeeman ging graan malen voor de boeren en bakkers, al spoedig begon er ook enige handel in veevoederproducten bij te komen. In de Eerste Wereldoorlog, 1914-1918, had de molen met windaandrijving zeker nog zijn functie, maar na 1918 begon de mechanisatie te komen en als spoedig kwamen er elektro, gas en dieselmotoren op de markt. Deze waren nog wel primitief maar toch werd er door Arie Zeeman en zijn zoon Nico besloten om naast de molen een motormaalderij (1920) te bouwen met twee koppels stenen. Het malen met windkracht was toch steeds ongewis, wel wind of geen wind, ’s morgens wind en in de middag niets, men wilde met vaste tijden werken. Nadat de motormaalderij in 1920 gereed was, werd de windmolen steeds minder gebruikt en is deze al vrij snel in 1922 stilgezet. In die tijd was een motormaalderij het neusje van de zalm, je was modern en men ging met de ‘tijd’ mee, daar werd reclame mee gemaakt. Na honderden jaren met windkracht te hebben gewerkt was dit totaal iets nieuws en efficiënt maar dat gold natuurlijk ook voor zoveel andere zaken, zoals de auto, de eerste wasmachine, telefoon, de gloeilamp, waterleiding enz. enz.

Niet meer in gebruik

De molen werd niet goed meer onderhouden en geraakte in verval, eind twintiger jaren is er 1 wiek afgesloopt en het binnenwerk werd ontmanteld. In de dertiger jaren heeft de zoon van Arie, Nico Zeeman eenvoudige houten silo’s (karen) in de molen getimmerd voor de opslag van diverse soorten granen. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog is in mei 1940 de kap met de laatste wiek van de romp gesloopt, de gietstalen as werd zo naar beneden getrokken zodanig dat deze in drie delen brak, dat was gemakkelijker voor het vervoer. Het hout van de kap, meest eikenhout en de houten tandraderen zijn in de loop der oorlogsjaren in de kachel beland, eeuwig zonde maar zo ging dat in die tijd. Guurtje Zeeman-Kruisveld was fel tegen het ontmantelen van de molen maar kon het niet van haar man Nico winnen. Nico heeft nog wel geprobeerd om een bijdrage voor het onderhoud te krijgen, maar de gemeente Zijpe kwam niet verder dan 175 gulden (het was crisistijd).

Nadat de kap verwijderd was kreeg de molenromp een regenhoedje met rieten dak en dat is tot aan april 2012 zo gebleven. Het dakje staat nu nog naast de molen. Op de eerste zolder waren dus de primitieve houten ‘karen’ (vakken) gemaakt, aan de achterkant van die karen tegen het riet aan kon men zich goed verschuilen, het was er donker met veel spinrag, voor de kinderen. De eerste vijfentwintig jaar na de tweede wereldoorlog werd de molenromp nog steeds gebruikt als silo voor het veevoederbedrijf. Vanaf 1970 werden er moderne silo’s voor het veevoederbedrijf gebouwd en die namen de functie van de molen over, de houten karen werden gesloopt en op de begane vloer kwam een eenvoudige winkel voor boerengereedschappen en kleindiervoeders, de zolders werden gebruikt om antieke spullen op te slaan die van de boeren en particulieren werden verkregen en dat is in de loop der jaren een hele verzameling geworden.

Nieuwe gedachte

Zo rond 2003 kwam er binnen de familie Zeeman de gedachte op om de molen weer in zijn oude luister te herstellen. Een motivatie daarvoor was dat de voormalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg op 29 april 2004 korenmolen ‘De Hoop’ aannam als beschermd rijksmonument (RM527656). De waardering van de molen in het Rijksmonumentenregister luidt als volgt:

‘De incomplete molen is van algemeen belang: vanwege bouwtechnisch-historische waarden als herkenbaar en representatief relict van een achtkante korenmolen uit het midden van de 19de eeuw; vanwege cultuurhistorische waarden als onderdeel van de geschiedenis van de graanmaalderijen van Nederland en de industriële ontwikkeling van Noord-Holland en de plaatselijke geschiedenis; vanwege situationele waarden betreffende zijn ligging; vanwege de zeldzaamheid van een stellingmolen met achtkantstijlen uit een lengte en het feit dat het een van elders afkomstige, verplaatste molen betreft.’

Echter de molenromp was op zijn oorspronkelijke plek niet meer te restaureren daar hij door andere gebouwen van de veevoederfabriek was ingebouwd. Na een aantal jaren van voorbereiding verwierf Zeeman een stuk grond van Rijkswaterstaat om de molen op deze plaats zijn plek te geven.

Subsidie

Om de restauratie te realiseren waren we afhankelijk van subsidies en gelukkig stelde Brussel via het fonds ‘Europa investeert in zijn Platteland’ een grote subsidie ter beschikking en dat was tevens de kapstok voor meerdere subsidiegevers om ook hun steun te geven aan dit project, van ca. 1,1 miljoen euro. Van diverse kanten kregen we steun van particulieren, de provincie Noord-Holland, de gemeente Zijpe en nog vele anderen. De molen is ondergebracht in de stichting ‘Behoud Korenmolen Zeeman’. Op 11 mei 2011 is de molenromp, door Mammoet, verplaatst van zijn oude locatie Molenpad 10 naar deze plek aan de Parallelweg 33 om weer volledig in zijn oorspronkelijke staat te worden gerestaureerd. Op die dag is de molen voor 1 euro overgedragen aan de stichting. Op deze nieuwe locatie is de molen geheel gerestaureerd door de firma Poland uit Oterleek.

logo
tech: dodo.nl | design: studioviv.nl